De bandmeester is het hoofd van het orkest ofkoorkapel. In de tijd van Weense klassiekers en barok moest zo'n specialist ook muziek arrangeren en componeren die was gewijd aan plechtige gelegenheden. Dergelijke muzikanten dienden aan het hof.
Bandmaster is een woord van Duitse afkomst.In de achttiende eeuw trokken grote aristocraten vaak een volledige staf van muzikanten aan: een koor, orkest, solisten en zangers. Dit "team" werd ook de kapel genoemd. Haar leider was de bandmeester.
Aanvankelijk waren zijn taken behoorlijkgevarieerd. Eén man regisseerde alle muzikanten, selecteerde het repertoire, componeerde muziek, bewaakte de staat van de instrumenten, bewaakte de muziekbibliotheek, gaf zanglessen en deed ook alles waar de meester naar verlangde. In de loop van de tijd werden de verantwoordelijkheden teruggebracht tot dirigeren.
Als je een korte definitie probeert te geven, volstaat het om te zeggen dat het orkest is wat de bandmeester regisseert.